zondag 12 mei 2013

Arbeidsintegratie: Marguerite



Vandaag zijn we maar met z'n drieën op de groepsbijeenkomst. Drie vrouwen. Eén ervan is Marguerite. Zoals gewoonlijk ziet ze er prachtig uit. In verschillende tinten groen. Een strakke lichtgroene spijkerbroek, een donkergroen truitje met V-hals, een groenig sjaaltje dat losjes om haar hals gedrapeerd zit en blote voeten in groen gelakte instappers. Zelfs de steentjes in haar oorbellen fonkelen groen. En aan haar arm hangt een grote zeepkleurige handtas.
Je zou haar begin vijftig schatten, maar eigenlijk is ze zestig en daarmee de oudste van onze groep. Voor de meesten zou ze een moeder kunnen zijn, voor sommigen zelfs een oma. Ze is meer dan veertig jaar verpleegster geweest, in het ziekenhuis, maar ze trok het niet meer, al dat leed, al die pijn, al die opgegeven hoop. Nu zoekt ze wat anders. Ze zou best uitvaartmedewerkster willen worden en lijken afleggen, maar de verkoop trekt haar meer. Het liefst in een chique boetiek. Broeken, schoenen, sieraden, ondergoed, alles vindt ze goed, 'ze is geen racist'.
Nooit eerder was ze werkloos, nooit eerder voelde ze zich zo nutteloos. Ze eet teveel koekjes en is al zeven kilo aangekomen. Dat betekent dat ze eerst nog dunner was, bedenk ik me. In de pauze rookt ze twee peuken, want straks moet ze weer uren binnen zitten. Daar krijgt ze stress van. Als het haar echt te veel mocht worden kan ze een beroep doen op haar elektronische sigaret, maar dat is toch anders.
Wekelijks gaat ze dansen. Bij de thé dansant in de grote stad, 'de bejaardendisco', daarvoor rijdt ze wel zeventig kilometer. In ons stadje is er ook één, maar die heeft geen goede dansvloer. Marguerite moet parket hebben om goed te kunnen walsen. Dansen is haar enige plezier. Toen er sneeuw voorspeld was, had ze haar auto uit voorzorg zelfs aan de voet van de berg gezet. Marguerite woont hoog. Vanmiddag mag ze weer. 

donderdag 9 mei 2013

Café 'Tout va Bien': Esther


Soms heeft ze vreetbuien. Het begint met 'lekkers'. Een stukje chocolade. Nog een stukje. En nog één. Oh, de reep is nu toch al bijna op. Dan zijn de koekjes aan de beurt. De verpakking moet leeg. Nee, dat moet niet, maar zo gaat het gewoon. En dan dat restje pinda's er nog even achteraan. Als het 'lekkers' op is gaat ze de potjes langs. Een lik nutella. Nog eens de vinger in de pot. Even een lepeltje pakken. Jee, ze is al halverwege. Genieten doet ze er allang niet meer van, maar stoppen kan ze niet. Alles moet op. Alles moet weg. De kastjes moeten leeg. Tijdens het lepelen bedenkt ze wat ze hierna zal eten. Wat is er over?
Al voordat ze begint met eten weet Esther dat ze zich straks schuldig zal voelen. Dat ze straks van zichzelf walgt. Toch weerhoudt dat haar niet. De gedachte lijkt haar zelfs naar het keukenkastje te duwen. Is ze autodestructief?
Ze gaat pas laat naar bed. Met een onstuimig kloppend hart. Van al die suikers en al dat zout. Ze probeert zichzelf gerust te stellen door zich voor te nemen morgen alle maaltijden over te slaan. Om te beginnen met een schone lei. Enkel groente en fruit. En de trap nemen in plaats van de lift.
Nu al weet ze dat dit haar niet zal lukken.
Tijdens haar zwangerschap is ze zestien kilo aangekomen. Regelmatig hoort ze: 'Och, maak u niet dik, die extra kilo's vliegen er zo weer af!' Maar haar zoon is al bijna dertien.
Wat zoekt ze? Wat haalt ze uit die Nutella? Waarom wil ze dat haar kiezen blijven malen? Eet ze de verveling weg? Voelt ze zich nuttig door iets te 'doen'? Of is het enkel dat verdomde beloningscentrum in haar hersenen dat kreunt dat ze door moet gaan?
Gister heeft ze een elektronische sigaret gekocht. Niet dat ze rookt, nooit gedaan. Nicotine zit er ook niet in. Enkel de smaken aardbei en vanille. Voor een suikerige smaak in haar mond. Hopelijk weerhoudt het haar de gang naar het keukenkastje.
'Mijn man heeft me dun gehuwd', verzucht ze. Ze zuigt aan het zwarte pijpje en trekt een vies gezicht.

dinsdag 7 mei 2013

Bandenspanning: Inhaalbehoefte.


Wat is dat toch met sommige automobilisten. Dat ze, zodra ze een fietser zien, de behoefte krijgen om deze in te halen. Zelfs als je op je racefiets met vijftig kilometer per uur een berg af scheurt. Ze laten je een ongeluk schrikken door te claxonneren terwijl ze je voorbij stuiven. En vervolgens gaan ze voor je hangen. Of ze staan ineens op de rem. Want ze zijn op vakantie. En willen van het uitzicht genieten.
Ik snap dat wel. Het uitzicht is fenomenaal. Hoe vaak ik mijn berg ook op fiets, het landschap is elke keer anders. Ja, automobilist, ik snap u wel, maar laat mij fietsen. Ik ben niet op vakantie, ik ben werkloos. En die afgang is mijn beloning.
Eerst ben ik negen kilometer omhoog gefietst. Deels en danseuse, staand op de pedalen, dan voel ik me heel stoer. Ook al ga ik maar zeven kilometer per uur, oké, zes en een half dan. En heb ik morgen last van m'n knieën. Maar dat is morgen. Ne serre pas la main du diable, avant de l'avoir rencontrer. Ik probeer in veertig minuten boven te zijn, want dat lukte me tien jaar geleden ook. En toen had ik nog geen racefiets, maar een zware mountainbike. En een bungelende tas aan het stuur, met een extra fles water.
De eerste kilometer lukt het me nog om m'n lippen op elkaar te houden. Tijdens de tweede kilometer begint de ademnood, maar klem ik desondanks mijn tanden opeen. Vanaf de derde kilometer laat ik m'n mond openhangen. Ik voel mijn hart pompen, m'n strot wordt droog. En de insecten denken dat ze welkom zijn. Ik heb het veel te warm, maar plaats om een kledingstuk in op te bergen heb ik niet en ik krijg de rits van m'n jasje niet open. Het zweet knalt uit mijn huid, iets knelt bij mijn oksels. M'n longen staan op knappen en ik voel steken in mijn hart. Toch moet ik verder. Je moet stijgen om te kunnen dalen. Hoe hoger je gaat, hoe langer je straks mag vliegen.
Dus, automobilist, gun mij als u blieft mijn afgang. 

maandag 6 mei 2013

Arbeidsintegratie: Lieve Rosa



We moeten onszelf een brief schrijven. Over dat wat we nog nooit tegen onszelf hebben durven zeggen. Niemand zal het lezen, behalve wijzelf. Ik vertrouw het voor geen meter en neem me voor om in het Nederlands te schrijven, maar wat. De andere werklozen lijken zichzelf heel wat te vertellen te hebben. Druk pennend zitten ze over hun papier gebogen. Vooralsnog houd ik me bezig met irrelevante details. Zal ik de dag erbij vermelden, en het weer buiten? En welke aanhef zet ik erboven, Lieve Rosa of Beste Rosa? 'Beste' klinkt zo afstandelijk en 'lieve' is weer zo klef. Ik kies toch maar voor die laatste, anders moet ik straks naar een psychotherapeut om uit te zoeken waarom ik mezelf onbewust niet lief genoeg vind.
En dan?
M'n buurman heeft zichzelf al een halve pagina geschreven. Misschien is dat het probleem: ik heb mezelf niks te vertellen.
Je pense donc je souffre. Begeleidster Céline belt ondertussen met een vrouw die schreeuwt. Ze hebben het over een aanstaande vakantie naar Spanje. Hoe moet ik me hier ooit concentreren?
Ik lach mezelf uit, waarom zou ik dit serieus nemen?
Ineens krijg ik inspiratie en schrijf mezelf dat de lucht bewolkt is en dat er in het lokaaltje een natte jassen-geur hangt. Van buiten klinken stemmen van de sportende jeugd. De winter duurde lang, maar eens komt de zomer. Een lange, zonnige zomer.
Is dat de boodschap van deze oefening? Dat je jezelf niet te serieus moet nemen om allerlei mogelijkheden te kunnen zien?
Céline rondt haar telefoongesprek af en ineens lijkt iedereen uitgeschreven te zijn. Alsof ze aan het notuleren waren. Ik doe alsof ik er met moeite een allerlaatste zin uitpers en zet er een punt achter. We moeten de brief in een enveloppe doen en deze aan onszelf adresseren. Céline zal ze over drie maanden op de post doen. Dat is het mooie van Frankrijk, de ene instelling houdt de andere in stand. En dan kan ik de brief thuis bij het oud papier doen. De cyclus der vergankelijkheid is een vruchtbare werkverschaffer.

vrijdag 3 mei 2013

Café 'Tout va Bien': Bernard


Hij zwijgt evenveel als dat zijn vrouw praat. Maar als ze de kamer uit is brandt hij los. Vroeger hadden ze een varkensfokkerij, met wat koeien en kippen erbij. Naar de winkel gingen ze nauwelijks, vlees genoeg in de stal en de groente kwam uit de tuin. Nu ze met pensioen zijn leven ze nog altijd in autarkie. De vriezers zijn gevuld met hun eigen eenden en parelhoenders. Binnenkort zijn de konijnen en kippen aan de beurt. Niks is zo heerlijk als une vieille poule, een oude kip. Lekker vet. Voor in de soep of aan het spit. Een kip is na een jaar al oud.
Uit de natuur valt ook veel te halen. Wat dacht ik van een salade van paardenbloemblad, of een brandnetelsoep. En gister heeft hij kilo's asparagus geplukt, een wilde asperge, daar maakt zijn vrouw omeletten van.
Ze maakt ook jam. Wel vijftien soorten. Aardbei, peer, framboos, maar ook kweeappel, kastanje en tomaat. In grote weckpotten van twee kilo. Ze eten er driemaal daags van, zo heerlijk is het. Bernard glundert ervan. Ja, hij is er trots op, op de jam die zijn vrouw maakt. Die 'wij' maken, zegt hij. Is hij zijn vrouw en zijn vrouw hem? Praten ze eigenlijk samen als zij het hoogste woord voert?
Over enkele dagen gaan 'wij' paardenbloemjam maken, à la lune vieille, net nadat het volle maan is geweest. De bloemen zijn op z'n lekkerst als de maan er vol over heen geweest is.
Dan komt zijn vrouw binnen en doet hij er weer het zwijgen toe. 

donderdag 2 mei 2013

Crisissokken.


Uit de sok die aan Bonbons rechtervoet zit, steken twee tenen. Hij vroeg zich al af waarom zijn schoen steeds zo langs bepaalde tenen raspte. 'Het zijn crisissokken', zeg ik. 'Vroeger stopten de mensen hun spaargeld in een oude sok. En dan legden ze hem onder hun bed. Nu het vertrouwen in de banken weg is, komt die tijd weer terug. Zeker nu er steeds strenger gecontroleerd wordt op zwart geld en verzwegen bankrekeningen in een wazig buitenland. Maar jouw sokken zijn crisissokken, daar kom je niet ver mee. Sommige mensen hebben een gat in hun hand, jij hebt er één in je sok.'
Vertwijfeld kijken we naar de twee tenen.
In de tijd van mijn Grootmoeder zou de sok onderhanden genomen worden. Met naald en maasgaren zou ze het gat gedicht hebben. Wellicht met het idee om het familiekapitaal in stand te houden. Dat laatste is mislukt.
Bonbon steekt zijn voet onder de dekens. Cacher la crise. De crisis camoufleren, verstoppen. Ook een manier van stoppen.
De volgende morgen steken er drie tenen naar buiten.
Een week later ligt de sok onder het bed.
Leeg.
Morgen verstuur ik onze belastingopgave.